De paaschaas voelt zich dit jaar erg verlegen
En vraagt zich treurig af, wat moet ik doen?
Geen eieren heb ik voor ’t feest gekregen,
De tijd geeft me wat leelijk van katoen
Er wordt misschien een bon nog aangewezen, 1)
En krijgt elkeen per gratie Seyß één ei,
Maar zooiets kan mijn leed niet doen genezen,
Een distributie-ei maakt mij niet blij
Een enkel zwaluw brengt nog niet de zomer
Een enkel ei schept nog geen paaschvertier,
Uitsluitend aan een wereldvreemde droomer
Geeft zulk een enkel paaschei nog plezier
Mij echter doet het minder vreugde smaken
Want ik zie het geval meer symboliek
En denk ik door, word ik per slot van zaken
Dit jaar mistroostig en melancholiek.
De tijd is zwaar en vele kippen stierven
Omdat men hun het levensrecht ontzegt
En die het leven van de kip bedierven,
Die maken het ook voor de menschen slecht.
Zij krijgen thans geen eieren, geen boter,
Zij krijgen thans maar nauwelijks halfzat
Zoo zoetjes aan raken zij alles poter
Terwijl men vroeger ruim te eten had.
Men voert de menschen thans met schoone woorden
(De voedingswaarde daarvan is dubieus),
De meesten, die de holle frazen hoorden,
Begrijpen best, men neemt hun bij den neus.
En toch heb ik de hoop niet opgegeven,
Neen, ondanks alles heb ik goede moed,
Een overtuiging is me bijgebleven,
Ten langen leste komt het zeker goed.
1) Naar wij thans weten is ook van het “symbolische” Distributie-Paaschen niets gekomen (Red. van het OWC.)
Transcriptie: Thilo von Debschitz