2e jaargang, nr. 46

Inleiding tot de inhoud

Met een titelillustratie die Adolf Hitler afbeeldt als Charlie Chaplin, verwijst Curt Bloch naar het eerste gedicht in deze uitgave: Duitse Tragikomedie. Daarin richt hij zich tot het Duitse volk, dat zijn leider serieus nam en hem aanbad als een “Godgezant en held”. De wereld daarentegen beschouwde hem als gek en belachelijk. Dit bleek een vergissing te zijn – Adolf Hitler was als psychopaat buitengewoon gevaarlijk. Gelukkig nadert zijn “dwaze circusshow”, die tot talloze doden heeft geleid, nu snel zijn einde. “En was het niet zo triest geweest, dan was het welhaast komisch.”

In de nazi-pers worden Fransen die aan de zijde van de Britse troepen vechten voor de vrijheid van hun land, als “soldeniers” belasterd. Curt Bloch vindt dat hier met twee maten wordt gemeten. Het woord “soldeniers” komt namelijk nooit voor in verband met de Kozakken die zich op Frans grondgebied inzetten voor de Duitse Wehrmacht.

Generaal Kurt Dittmar (1891–1959) was als radiocommentator werkzaam bij de Reichssender Berlin, en zijn analyses van de problemen waarmee de Duitse troepen aan het oostfront te maken hadden, zijn onderwerp van een krantenartikel. Hij schrijft de duidelijke moeilijkheden toe aan de sabotage van degenen die betrokken waren bij de aanslag op Hitler op 20 juli. Curt Bloch vindt dat Dittmar met dergelijke uitspraken tot “de onverbeterlijken” behoort; zij schrijven de “grote Duitse mislukking” niet toe aan sterke vijanden, maar eerder aan verraders in eigen gelederen. Nu deze wereldoorlog ook verloren gaat, kunnen ze het altijd nog een derde keer proberen.

In het gedicht Een keer zal de vrede komen droomt Curt Bloch van de “dag van onze dromen”, waarop de ondergedokenen hun schuilplaats zullen verlaten en vrij door de wereld kunnen bewegen – als “menschen onder menschen”. De littekens van de toegebrachte pijn zullen hen echter hun hele leven bijblijven.

Een persartikel meldt de stopzetting van het theater- en concertwezen in Duitsland op 1 september 1944. Alle artiesten moeten ofwel worden ingezet in de oorlog of als arbeidskrachten in de bewapeningsindustrie. In het gedicht Göbbels’ Cultuurafbraak spreekt Curt Bloch tot de Duitsers: behalve de grootste nood is er niets meer over, daarom moeten we nu zelfs cultureel verlies lijden. Hij stelt zich een prima ballerina voor als fabrieksarbeider of komedianten aan het front. Aan de afbraak van de “laatste armoedige resten van de Duitse kunst” kan men de verwerpelijkheid van het nazisysteem aflezen.

Deze OWC-uitgave verscheen op 16 september – vier dagen eerder werd het zuiden van Nederland bevrijd door de geallieerden als onderdeel van Operatie “Market Garden”. Curt Bloch is verheugd over de goede ontwikkelingen – en ook over het feit dat de leden van de Nederlandse nazibeweging nu angstig zijn. Hij merkt op: “De NSB.ers beven.” Hun leider, Anton Mussert, roept op om de gezinnen van zijn aanhangers te evacueren naar het noordoosten van Nederland. In zijn verzen vermoedt Bloch dat het nog maar weken zal duren voordat heel Nederland wordt bevrijd. Hij zal echter nog meer dan een half jaar moeten wachten voordat hij zijn schuilplaats kan verlaten.