2e jaargang, nr. 53

Inleiding tot de inhoud

In het gedicht “Ik hou de wacht” beschrijft Curt Bloch de verveling en uitzichtloosheid vanuit het perspectief van een Duitse Wehrmacht-soldaat. Hij vermoedt onder andere dat zijn vrouw binnenkort weduwepensioen zal ontvangen – tenzij ze zelf omkomt door een bom.

De pers bericht over Houtdiefstallen in verschillende Nederlandse gemeenten. Om niet te bevriezen tijdens de strenge winter van 1944 zoeken mensen wanhopig naar brandstof. Illegaal worden bomen in de bossen gekapt. “Nood leert stelen, nood breekt wetten,” merkt Bloch op.

In persoonlijke gesprekken vinden Duitsers dat ze “er grondig genoeg van hebben” en dat Adolf Hitler gek is. Maar zodra er nog iemand bij komt, verliezen ze de moed om kritiek te uiten op het hakenkruisregime en noemen ze zichzelf zelfs “bloedtoegewijde nazi’s”. Curt Bloch bekritiseert deze lafheid die al jarenlang te zien is.

Omdat Bloch veel gedichten schreef in de taal van de Duitse bezetters, formuleerde hij een rechtvaardiging voor zijn vervolgde lezerspubliek en hun aanhangers. Hij maakt duidelijk dat taal slechts materiaal is. Het doet er niet toe of hij zijn kritiek in het Grieks, Latijn of zelfs in het Duits zou uiten. Vanwege zijn rijmen met Duitse woorden is hij nog lang geen “Hitleriaan”, de daden en gevoelens van mensen gaan boven “landen, tijden, talen, grenzen”.

De somberheid over de huidige situatie in zijn “eenzaam lege kerker” drukt Curt Bloch uit in een melancholische elegie. Hij vindt tal van metaforen. De tijd lijkt op een muur die onoverkomelijk is. Hij ziet zichzelf als een verdrietige Don Quichote, de hemel lijkt eeuwig grijs. Zijn vreugde is bevroren, net als de tonen van “Von Münchhausen’s posthoorn” en zal pas ontdooien als de moeilijke tijden verstreken zijn.

In een kleine krantennotitie uit 1938 is er een verwijzing naar de prestaties van Semiramis, een figuur in de mythologie en geschiedenis van het oude Mesopotamië. Kanalen en bestrating zouden te danken zijn aan de vindingrijkheid van de Babylonische koningin. Curt Bloch zou haar graag zijn genegenheid hebben getoond. Maar Semiramis staat ook bekend als de “moeder van de tank, en dus ga ik je haten.”

In het gedicht Kanonnengedonder deelt Curt Bloch graag hoe graag hij het lawaai van kanonnen hoort. De donderklanken zijn voor hem “vrijheidsgezang, Een lied van nieuwe levenslust” en een teken dat er een einde van alle tirannie te verwachten is.