2e jaargang, nr. 54

Inleiding tot de inhoud

Het openingscitaat voor Curt Blochs eerste gedicht is afkomstig van Napoleon Bonaparte: hij betreurt dat hij niet in staat was Europa te verenigen, maar is optimistisch dat een “Grotere” daarin zal slagen. Volgens Bloch probeert Hitler nu als Adolf Super-Bonaparte de geschiedenis in te gaan en heel het continent te onderwerpen. In navolging van de beruchte nationaalsocialistische Gestapo (Geheime Staatspolizei), die bekend stond om overmatig geweld, noemt Bloch Hitler’s Europese fantasie “Gestopa”.

Met het gedicht Een Duitser aan Doktor Saal reageert Curt Bloch op een persbericht over “openhartige” woorden van een militaire commentator. Dr. Jos Saal had verklaard dat het Duitse Rijk in gevaar was en “nog niet over de berg”, dus gewaagd om de overwinningspropaganda van de nationaalsocialisten in twijfel te trekken. Bloch laat een Duitser geschokt en boos reageren: “Wat Goebbels zegt, dat klopt!” Maar hijzelf is ongeïmponeerd door Saals schijnbare openhartigheid, want dat er niets van de eindoverwinning zal komen, “dat weet Jan en Alleman.”

Als titelfiguur van deze OWC-editie koos Bloch de Duitse generaal-veldmaarschalk Erwin Rommel (1891–1944). Na zijn successen in de Noord-Afrikaanse campagne stond hij bekend als de “Woestijnvos” en was hij Hitler’s favoriete generaal. Toen Bloch uit de krant vernam dat Rommel bij een auto-ongeluk was omgekomen, schreef hij Het Lied van Maarschalk Rommel † met het refrein “Een tijd terug in Afrika …”. Later bleek dat Rommel na de aanslag op Hitler op 20 juli beschuldigd werd van medeplichtigheid en gedwongen werd tot zelfmoord.

Curt Blochs gedicht Razzia! weerspiegelt de doodsangsten van de ondergedokenen tijdens frequente politiecontroles. Terwijl hij zelf op een zolder zat, dacht hij aan degenen die in tunnels, kuilen en zelfs kisten moesten liggen. Ze zochten allemaal bescherming tegen Hitler, die “het slechte […] het verschrikkelijke” liefhad, en tegen het Duitse volk dat in dienst stond van deze duivel, een razende “roversbende”. Deze “Hunnenhorden” zouden echter binnenkort ten val worden gebracht en dan zou er “een herrijzenis” voor de ondergedokenen aanstaande zijn.

Naar aanleiding van de Sovjet-bezetting van de Noorse stad Kirkenes schreef Curt Bloch een Standje voor Eisenhower. Terwijl het Rode Leger de Wehrmacht in veel delen van het oostfront terugdreef, was Bloch ontevreden over het engagement van de westerse geallieerden. Hij herinnert president Dwight D. Eisenhower (1890–1969) aan de omstandigheden in Nederland: “Daar woedt de menschenvang en er wordt nood geleden.” Dwight D. Eisenhower zou zich moeten schamen, woorden eindelijk in daden moeten omzetten en in plaats van bommen bevrijdingstroepen moeten sturen.

In het gedicht Naamgeving vermaakt Curt Bloch zich met Herr Böllermann, een fabrikant van “antiwinderigheidsmiddelen”, die op zoek was naar een voornaam voor zijn pasgeboren dochter. Het feit dat de naam “Arisch en toch mooi” moest zijn, maakte de keuze voor de fanatieke nationaalsocialist moeilijk. Uiteindelijk wendde hij zich met een lijst van Noordse voornamen en veel twijfels tot zijn “pastoortje”. De geestelijk raadsman bleek blijkbaar een subversief gevoel voor humor te hebben, want op zijn advies noemde Böllermann het kind “Siegwinde“.