Nederlandsche SS-grenadiers op den Führer beëdigd.
In de loopgraven van den vorigen oorlog groeide de nationaal-socialistische wereldbeschouwing, daar werden de eigenschappen: gehoorzaamheid, plichtsbetrachting, trouw en dapperheid tot nieuw leven gewekt, die den Germaanschen mensch eigen waren en altijd eigen zullen zijn. Tegen dit ontwaken van den Germaanschen mensch is de eeuwige Ahasveros thans, na vijfentwintig jaar, opnieuw aangetreden. Alles wat goed en edel is, verdedigen wij niet met valsche pathos, maar met een vast geloof in den man, Adolf Hitler, die ons weder den weg naar ons zelf deed hervinden. – 6-11-44
Men prijst zoo luid zijn dapperheid,
Noemt zich front generatie,
Vertroebel niet zoo wat ge zijt,
Ellendig stukje Nazi
Omdat men jullie wapens gaf
Omdat je nu gaat vechten,
Zijn jullie toch niet minder laf,
Neen jullie blijven knechten.
Hoezeer je ook het geen ge zijt
Met eigen roem gaat vieren
Zie ik slechts gewelddadigheid
En jullie blijven dieren.
Of het de Führer ook vertelt
Of jullie ’t ook gelooven,
Wie pleegt geweld is nog geen held,
Met moorden en met rooven
Wordt men beslist geen übermensch,
Zal men er heusch niet komen,
Blijft onvervuld de duitsche wensch
En de germaansche droomen.
Men laat zich voorstaan op het feit
Van Duitsch soldaat te wezen
En dat je slechtberaden zijt
Is nooit bij jou gerezen.
Men doet precies wat Hitler vraagt
Gelijk willooze dwazen,
De hoofden zij op hol gejaagd
Door demagogen frazen.
Wat heb ik nu aan zulk gepraat,
Vriend, ik ben van opinie,
Ik lig, al ben ik geen soldaat
Toch in de voorste linie.
Ik ben bereid en voer mijn strijd
Tegen de Nazihunnen,
Ik voer den strijd van dezen tijd
En weet: Ik zal hem winnen!
Transcriptie: Thilo von Debschitz