1e jaargang, nr. 3

Inleiding tot de inhoud

In het eerste gedicht De “Wervelslag” brengt het Sovjetleger de Duitse Wehrmacht in grote problemen, ze drijven hen “van de ene hoek naar de andere,” zodat de Duitsers hun oriëntatie zouden verliezen. De nationaal-socialistische inlichtingendienst noemde deze tactiek een “wervelwind.” Curt Bloch geeft aan dit begrip een eigen uitleg aan en voorspelt dat men op een dag Hitlers wervel zal breken.

Op de melodie van de beroemde hit Onder de lantaarn (Lili Marleen) dicht Curt Bloch een oude wijs met nieuwe tekst. De zogenaamde bliksemoorlog duurt al vier jaar, maar de Russen stellen nu orde op zaken. Roosevelt en Churchill zouden snel van praten naar handelen moeten overgaan en hun bijdrage leveren aan de overwinning op Hitler-Duitsland. Na de oorlog zou men alle NSB-leden aan een sterke strop ophangen.

In de derde bijdrage van het tijdschrift introduceert Curt Bloch ons bij een nieuwe soort: de Diermens. Volgens de klassieke leer onderscheiden verstand en rede de mens van het dier. Maar de Übermensch, die zich boven anderen verheft en hen misbruikt, is in werkelijkheid een diermens. Dit wezen, dat wordt belichaamd door de nationaal-socialisten, heeft landen verslonden en bloed gedronken. Maar Bloch weet dat de triomftocht van de diermens nu ten einde loopt. Men zal hem binnenkort villen, opzetten en tentoonstellen in het rariteitenkabinet.

Deze arme Sicilianen, noemt Bloch met gespeeld medelijden de inwoners van het Italiaanse eiland. Ze moeten zich nu na de overwinning van de geallieerden aan hun voorschriften houden. Men klaagt over het “schrikbewind” van de Britten en Amerikanen, hoewel er evenzeer Duitse wandaden zijn begaan. Bloch, die zelf vol verlangen wacht op bevrijding door de geallieerden, spitst het ironisch toe: “Duitsch bezet zijn, wat een lust.”

Als gevolg van de huidige ontwikkelingen in de oorlog hoopt Curt Bloch dat het fascisme nu uit Italië verdreven zal worden. Het volk is oorlogsmoe en ontgoocheld door oude frasen, het land gaat naar de knoppen, de oorlogstrompet is lang genoeg geblazen. Nu zullen de Italianen in opstand komen. Bloch is ervan overtuigd: Italië ontwaakt.

Het gedicht De “bevoorrechten” vormt de reactie van Curt Bloch op een brief van een nazi aan het Oostfront. Deze begreep niet waarom Nederland het Duitse systeem niet wilde erkennen – aangezien het zich inzetten voor NSB-principes een nieuwe toekomst en privileges belooft. Bloch vergelijkt deze kijk op de situatie met de mening van een gek in een gesticht die alleen anderen, maar niet zichzelf als gek beschouwt. Op de lange termijn zou er niet veel overblijven van deze schijnbare privileges: “Die vrijheid, die jij hebt vertrapt, vertrapt jelui met ongekende krachten”.

In het zevende gedicht van dit tijdschrift noemt Curt Bloch propagandaminister Joseph Goebbels een valsspeler. Hij liegt en bedriegt, beweert troeven in handen te hebben. Wanneer, vraagt Bloch aan het eind, wordt het het volk eindelijk te veel en slaat men het kaartspel uit de handen van de bedrieger?

In het Vrijheidslied roept Curt Bloch op tot verzet en wenst hij de dood aan degenen die zich verzetten tegen de vrede. En hij hoopt eveneens: Ondanks nood, onrecht en onderdrukking, ondanks talloze slachtoffers, wordt de mensheid bevrijd.

In Een fruit-sprookje viert de ondergedoken Curt Bloch waarschijnlijk een onverwachte wending in zijn voedselvoorziening. Hij legt een relatie tussen de vruchten in het paradijs en via de vergiftigde appel bij Sneeuwwitje naar de huidige ontberingen vanwege de bezettingsmaatregelen: “We zitten zonder fruit”. Maar toen verschenen er een goede fee en een tovenaar die Bloch een kist met appels en peren schonken. Daarmee was voor hem een sprookje bewaarheid geworden.