Misschien dat jullie de gedichten
Die ik in jullie moerstaal schreef,
Ooit later onder ogen krijgen.
Als dat gebeurt, doet mij dat deugd.
En denk niet, als je ze gaat lezen:
Die zijn nu niet meer actueel,
Ik moet ze maar weer gauw vergeten,
Dus weg ermee, en liefst meteen.
Voor heel wat mensen zijn de teksten
Geen onderhoudende lectuur.
Zij zien dat hier wordt recht gesproken
Over hun domheid van weleer.
De domheid uit voorbije tijden
Staat hier meedogenloos te boek.
De boete die zij daarvoor deden,
Was, meenden zij, al zwaar genoeg.
Zo zwaar dat men liefst wil vergeten,
Want de herinnering doet pijn,
En oude wonden openrijten
Lijkt hun het doel van ’t boek te zijn.
De schaduwen van het verleden
Denk je voorgoed ontvlucht te zijn,
Ziet niet dat het gevaar blijft dreigen:
Hetzelfde kwaad, dezelfde pijn.
Verval je in je oude fouten,
Omdat geen mens je daarop wijst,
Dan leidt een nieuwe poppenspeler
Je naar een nieuwe slachtpartij.
Want jullie laten je bedriegen,
Zodra je weer op krachten bent.
En daarom waarschuw ik je liever,
Opdat je niet weer wordt verblind.
Twee keer zijn jullie diep gezonken,
Gevangen in dezelfde val.
Voert nog eens iemand jullie dronken,
Gebeurt het voor de derde maal.
Zo vaak zijn jullie door een dichter
Al in een diepe roes gebracht:
Maar ik maak jullie graag weer nuchter
En kwets ik je, dan spijt me dat.
En zien jullie je oude fouten
Door deze leerpreek eenmaal in,
Dan doet mij dat veel leed vergeten
En geeft dat mijn gedichten zin.
Vertaling: Jaap van Vredendaal