04-11-1944, 2e jaargang, nr. 53, pagina 2
04-11-1944, 2e jaargang, nr. 53, pagina 3

cover / inleiding

„Ik hou de wacht“

Ik hou de wacht, mooi is dat,
En ik verveel me behoorlijk,
Ik ben verdrietig en ik lach
Al sinds jaar en dag niet meer.

Zonder vreugde voor het gebouw,
Waar de commandant woont,
Bonzen gaan in fluweel en zijde,
Ongedierte teistert mij.

Kriebelt het in mijn nek, wil ik het pakken,
Maar tijdens de wacht sta je stil,
Voor de nazikakkerlakken,
Had ik maar een luizenkam.

En zo sta ik daar met het geweer,
Ergens in een vreemd land,
En het rijk zit in de knoei,
En het rijk wordt kaalgebrand.

Mijn vrouw in Buxtehude,
Schrijft dat het huis is vernietigd,
Ze verblijft in een drankjeskiosk,
En ze lijdt vreselijke kou,

Maar wat doet de kou er nou toe,
Voor de Führer zou ze graag,
Onder de blote hemel slapen,
Hitler is haar oogappel.

Engeland, schrijft ze, zal bezwijken,
En dan wordt het leven mooi,
Want we zullen zeker overwinnen,
Tot ziens in vreugde.

Heeft ze het nog niet door,
Als ze zou weten wat ik weet!
Die bruid van mij gelooft nog vrolijk,
Dat de oorlog gewonnen is.

Ik hou de wacht en ik lach,
Voor het eerst in een jaar,
Zij gelooft nog steeds dat de Führer
Een einde maakt aan deze kwelling.

En hij doet alsof hij het kan,
En in werkelijkheid kan hij het niet,
Binnenkort krijgt ze een weduwepensioen,
Als ze tenminste niet door een bom geraakt wordt.

En zo sta ik daar met het geweer
Zonder doel en zonder nut
En de Führer duwt de kar
Steeds verder de modder in.

Post-editing: Jaap Abrahams