19 december 1944
Inleiding tot de inhoud
In het eerste gedicht van deze editie geeft Curt Bloch commentaar op de dood van een hoog gedecoreerde luchtmachtpiloot. Nachtjager Helmuth Lent (1918–1944) stortte op 5 oktober neer met zijn gevechtsvliegtuig vanwege een motorstoring. Bij de staatsbegrafenis in de Rijkskanselarij hield Hermann Göring de grafrede. Eindelijk, zo merkt Bloch opgelucht op, is deze kerel naar zijn Schepper gegaan: “Die Lent heeft uitgejaagd.” En nog voor de lente zal Adolf Hitler de rekening krijgen voor zijn misdaden.
Het gedicht In Memoriam “Tirpitz” behandelt een gevoelig verlies voor de Duitse marine: het slagschip “Tirpitz” werd in september 1944 zo zwaar beschadigd dat het niet langer kon worden ingezet voor maritieme operaties. Ten zuidwesten van het eiland Tromsøya kapseisde het op 12 november 1944 na een luchtaanval van de Royal Air Force. Curt Bloch somt de Duitse schepen op waaronder de “Tirpitz” nu als de laatste overblijfselen van de vloot van admiraal von Dönitz op de zeebodem rust. “En onze droom van macht op zee En heerschappij in de lucht Is uitgedroomd en voorbij, Verwaaid als de geuren van de lente.”
De eedaflegging van Nederlandse SS-grenadiers aan Adolf Hitler brengt Curt Bloch tot een antwoord. Hij beschouwt het als een “Ellendig stukje Nazi” dat veracht moet worden voor zijn gewelddaden. Hij, Bloch, staat klaar om weerstand te bieden tegen de nazihunnen. “Ik voer den strijd van dezen tijd En weet: Ik zal hem winnen!”
Het vierde gedicht vertelt over een jonge vrouw genaamd Annemie – zie de cover. Zij had eerder de Führer lief en moet nu van vroeg tot laat in de munitiefabriek werken. Annemie hoopt op het einde van de oorlog, de terugkeer van haar vader van het front en de dood van Adolf Hitler. “Ja dan, zegt Annemie, Dan juich ik wel voor drie.”
Curt Bloch behandelt zijn situatie als onderduiker met het humoristische gedicht “Ik wou dat ik een Fakir was”. Dankzij de magische wonderkrachten zou hij in de lucht kunnen oplossen en zou de Gestapo hem niet kunnen vinden. Bloch zou ook in staat zijn om levend begraven te worden in een kist en oorlogswinterslaap te houden tot het einde van de oorlog. Maar “Helaas, een Fakir ben ik niet”, zo moet de auteur uiteindelijk verdrietig toegeven. Dus moet hij zijn zware lot blijven dragen.