13-01-1945, 3e jaargang, nr. 2, pagina 6
13-01-1945, 3e jaargang, nr. 2, pagina 7
13-01-1945, 3e jaargang, nr. 2, pagina 8

cover / inleiding inhoudsopgave

Ahasverus

Ik ben de eeuwige Jood
En zwerf van plek naar plek
Op zoek naar een vast thuis,
Vind nooit m’n eigen stek.

Getart, vervolgd, verdreven
Moet ‘k altijd verdergaan,
Moet steeds m’n biezen pakken,
Wat dient zich straks weer aan?

Waar zal ik mogen blijven,
Word ik niet weggejaagd,
Waar zal ik een thuis vinden,
Is dat te veel gevraagd?

De dreigingen, gevaren,
Ik word ermee bestookt.
Dit rusteloze dolen,
Het lijden is zo groot.

Maar toch wil ik ’t verdragen,
‘k Wil wachten op de dag
Dat Duitsland is verslagen
Met Hitler in zijn graf,

‘k Wil zien hoe uit ruïnes
Nieuw leven zal ontstaan,
Hoe zij hun schuld betalen,
Gestreng, zo zal het gaan.

‘k Ben niet te overwinnen,
Hoe graag je het ook wilt.
Ik ben niet klein te krijgen,
Die moeite blijft verspild,

Het zal je echt niet lukken,
Je krijgt me niet kapot,
Het lot dat mij beloofd werd,
Dat wordt nu jullie lot.

Dus jullie zullen sterven,
Jullie steden gaan eraan.
Het onheil treft nu jullie,
Met jullie is ‘t gedaan

Door deze wrede oorlog,
Door jullie uitgelokt.
De zege werd geclaimd maar
Dat bleek toch misgegokt.

Nu zullen jullie boeten
Met rente in ’t kwadraat.
Het Rijk, dat valt in duigen,
Ik zie het vrolijk aan.

Waarom zou ik bedroefd zijn?
Hard blaas ik de schalmei.
Het zal niet lang meer duren
En dan ben ik weer vrij.

Vertaling: David Pieters